DE EENZAAMHEID VAN DE PRIEMGETALLEN
Met verbluffende beelden en een rake soundtrack realiseerde Saverio Costanzo een perfecte verfilming van de eenzaamheid van de priemgetallen.
Sommige critici zullen zeggen dat de verfilming van Paolo Giordano’s bestseller De eenzaamheid van de priemgetallen te goed past. Te afgerond is. Dat de rafelranden ontbreken. Maar dan kijken ze niet goed. Om kort te gaan: Saverio Costanzo’s film is perfect. Men kan van alles beweren maar het is gewoon niet anders.
Het begint verwarrend. Personages worden zonder toelichting geïntroduceerd terwijl de film heen en weer springt tussen 1984, 1991 en 2001 om uiteindelijk in het laatste kwart van 2008 te belanden. De kijker oriënteert zich ondertussen door op details te letten. Gezichten, bewegingen, eigenaardigheden, wat hoort bij wie, wie hoort bij wie? Maar het hoeft niet. Laat je meevoeren en het verhaal wordt vanzelf duidelijk. Flarden komen langs. Het jongetje Mattia probeert zijn geestelijk achtergebleven zusje te beschermen. Op de middelbare school wordt Alice gepest en maakt dan weer vrienden. Een kleutermeisje wil liever naar een sprookje op televisie kijken dan skiën maar wordt door haar vader gedwongen naar buiten te gaan. Costanzo wil ons het gevoel van verlorenheid van de personages laten beleven. Zij niet aan de hand genomen in het leven, jullie ook niet.
Wolf
Costanzo’s film, die de verstrengeling van twee levens maar vooral de afstand daar tussen laat zien, is doordrongen van eenzaamheid. Dat Mattia en Alice in hun kindertijd allebei traumatische ervaringen beleefden, bracht hen weliswaar dichter bij elkaar maar het verklaart niet waarom ze nu zoveel moeite hebben om contact te maken. Want eenzaamheid is geen eenvoudig idee in Costanzo’s film. Eenzaamheid is overal, iedereen is slechts deelbaar door een en zichzelf. Zonder aan te dringen wordt duidelijk gemaakt dat priemgetallen ook in huwelijken bestaan, ook al hebben mensen elkaar eeuwige trouw gezworen. En dat we allemaal rollen spelen, ook een vorm van eenzaamheid. Dat doen we al van kleins af aan.
Daarom begint de film ook op een podium bij een kindervoorstelling waar roodkapje tussen de bomen verdwaalt en met de wolf geconfronteerd wordt. Wie de wolf is, wat ons ervan weerhoudt om contact te maken, dat is aan ieder van ons om uit te vinden. Daarmee maakt Costanzo van de eenzaamheid meer iets existentieels dan een toestand waarin alleen de twee hoofdpersonen zich bevinden. Niet voor niks laat hij een huwelijk van een oude kennis van Alice zien: de carrousel draait eeuwig door. Het ene huwelijk slijt of valt uit elkaar, het andere begint. En altijd is er weer die afstand. Altijd weer die afstand, ook al voelt het alsof elk personage met een onzichtbare uitgestoken hand rondloopt om de ander dichterbij te halen. Altijd weer die toenadering en die terugtrekkende beweging. De troost zit in de herhaling, of zo je wilt, in de slapstick.
Constanza verraadt iets van zijn eigen idee over het leven via de rake soundtrack. De pulserende en passend ironische thrillermuziek zit vast onder de film en hoort als het ware bij het landschap. Maar alle vrolijke muziek wordt juist door de personages zelf afgespeeld. Dat is geen toeval. De thriller is er, zegt Costanzo, de vrolijkheid moet je zelf meebrengen. Maar dat is niet altijd even makkelijk. Zie daar de rafelranden van deze bijzondere film.
Ronald Rovers, De Filmkrant